Een klein dorpje, ergens in het oosten van Nederland, in het jaar 1956.
Alles reilt en zeilt zoals het altijd heeft gedaan, totdat de juffrouw van de dorpsschool, juffrouw Beldman, vlak voor haar pensioen thuis komt te zitten. De nieuwe juf die wordt aangesteld, brengt een frisse uit het westen mee. De kinderen zijn meteen dolenthousiast en zelfs enkele dorpsbewoners kunnen haar nieuwe aanpak wel waarderen.
Zo zien de vrijgezelle gezusters Jansen de veranderingen als een nieuwe kans voor het dorp. Doordat zij mensen in de kost hebben, zijn ze ook al wat meer gewend aan andere manieren van denken dan de meeste dorpsbewoners. De slager, lid van het schoolbestuur en zijn vrouw zien liever hun zoon Henk als de toekomstige meester op de dorpsschool. Maar zo groots als ze kunnen opgeven over de toekomst van Henk, zo moeilijk hebben ze het om te praten over die van hun jongste zoon Kees. Deze belhamel zet namelijk het dorp af en toe geweldig op zijn kop en heeft de wachtmeester van het dorp hier ook zijn handen vol aan.
Het schoolbestuur wordt bij elkaar geroepen om eens een hartig woordje met het hoofd van de school te spreken. Dit gesprek brengt de roddels in het dorp weer eens goed op gang. Terwijl er van alles bekonkeld wordt door het schoolbestuur, moet ook nog het aanstaande pensioen van juffrouw Beldman natuurlijk groots gevierd worden.
Wat toevalligerwijs ook goed op gang komt zijn veel bevallingen en de vroedvrouw komt haast handen te kort. Maar wat gebeurt er met de plannen van het schoolbestuur? En wordt het pensioen net zo feestelijk gevierd als verwacht? Of zet Kees het dorp weer op stelten?
Al met al genoeg ontwikkelingen voor een prachtig openluchtspel in een adembenemend decor, vol humor en voor menigeen wellicht dierbare herinneringen.
